István Dobi, zoon van arme arbeiders, werkte van jongs af aan ook als arbeider. Hij volgde slechts zes jaar lagere school. Later, vanaf 1948, toen hij premier van Hongarije was geworden, ontwikkelde hij zich verder door middel van cursussen.
Na de Tweede Wereldoorlog stond hij nauwe samenwerking met de Hongaarse Communistische Partij voor. Hij werd in 1945 lid van het parlement en tot vicevoorzitter van de Partij van Kleine Landbouwers gekozen. Van februari tot november1946 was hij minister van Landbouw en daarna was hij minister van Staat. In 1947 werd hij wederom minister van Landbouw. Nadat de leider van de Partij van Kleine Landbouwers, Béla Kovács in juni1947 aan de kant was geschoven, werd Dobi in samenspraak met de communisten voorzitter van de partij. Daarnaast werd hij voorzitter van de Boeren Federatie (boerenvakbond). Om zijn positie binnen de Partij van Kleine Lanbouwers de versterken werd hij hoofdredacteur van de partijkrant Kis Újság (Kleine Krant). Op 10 december1948 werd Dobi premier van een door communisten gedomineerde regering. Kort daarna werd de Partij van Kleine Landbouwers opgeheven en werd Dobi lid van de Hongaarse Werkerspartij (communistische partij).
Van 1949 tot 1960 was hij vicevoorzitter Patriottisch Volksfront en sinds 1951 was hij president van de Coöperatieve Landbouwersraad.