Isabella I van Lotharingen (links) en René van Anjou (rechts), voormalig graf in de kathedraal van Angers.
Familie
Isabella was een dochter van hertog Karel II van Lotharingen en Margaretha van Wittelsbach (1376-1434). Haar vader had zich van het pro-Engelse en pro-Bourgondische kamp afgekeerd in de Honderdjarige Oorlog. Hij had een bondgenootschap met de dauphin gesloten, de latere Karel VII van Frankrijk die geholpen werd door Jeanne d'Arc. Als gevolg hiervan was Isabella uitgehuwelijkt aan René I van Anjou, een medestander van kroonprins Karel. Zij huwden in Nancy in 1420. Kort nadien versloeg René I van Anjou zijn concurrent Adolf van Gulik-Berg in het hertogdom Bar (1422) en werd hij hertog van Bar.
Bar en Lotharingen
Na de dood van haar vader Karel II (1431) werd Isabella beleend met het hertogdom Lotharingen. Haar man verenigde Lotharingen met zijn hertogdom Bar doch beide hertogdommen behielden hun instellingen[2]. Van 1431 tot 1437 hield hertog Filips de Goede van Bourgondië haar man gevangen; Filips betwistte immers haar bestuur, als vrouw, over Lotharingen. Isabella bestuurde ondertussen als regentes de verschillende losse vorstendommen van haar man, inclusief Napels waar ze met een leger heen trok (1435). Dit was nodig om de ambitieuze koning Alfons V van Aragon van het huis Trastamara te stoppen. Pas in 1438 geraakte René bij zijn vrouw in Napels doch ze moesten vervolgens de vlucht nemen voor de Aragonezen.
Wanneer Isabella stierf in 1453 gaf René I de hertogskroon van Lotharingen door aan zijn zoon Jan II doch behield zijn hertogdom Bar. René I liet een praalgraf voor zijn vrouw en zichzelf bouwen in de kathedraal van Angers. René I schreef het verdriet van weduwnaar neer in twee manuscripten: Le Mortifiement de Vaine Plaisance en Le Livre du Cuer d'Amours Espris[3].