Horatio Herbert Kitchener, sinds 1914 graaf Kitchener, (County Kerry, Ierland, 24 juni1850 – 5 juni1916) was een Britse staatsman en veldmaarschalk, deels bekend om zijn voor de plaatselijke bevolking wrede oorlogstactieken.
Soedan
In 1884 maakte hij deel uit van de expeditie die vanuit Egypte de Britse generaal Charles George Gordon uit de omsingeling van Khartoem diende te redden. Twee dagen voor hun aankomst viel de stad echter in handen van de troepen van de MahdiMohammed Ahmad ibn Abd Allah, die vervolgens overgingen tot moordpartijen en plundering onder de bevolking van Khartoem. Gordon kwam daarbij om en zijn hoofd werd afgehakt en op een staak gezet. Kitchener was daarna een tijd lang gouverneur-generaal van Soedan tot hij in 1892 bevorderd werd tot hoogste chef van het (Britse) Egyptische leger.
In 1898 wist hij, na een drie jaar durende militaire campagne, Soedan te heroveren, waarmee hij in het Verenigd Koninkrijk zijn belangrijkste faam verwierf. Het onder zijn bevel staande leger behaalde de militaire overwinning tijdens een beslissende veldslag (slag van Karari) tegen het leger van Abdallahi ibn Muhammad, die zich als Khalifa had uitgeroepen tot opvolger van de inmiddels overleden Mahdi, bij Khartoem op 4 september1898. Er was militair overwicht opgebouwd door investeringen in artillerie en het nieuw ontwikkelde volautomatische lichtgewicht machinegeweer van Harim Maxim, waarmee 600 schoten per minuut konden worden afgevuurd.[1][2] Het lijk van de Mahdi werd opgegraven en diens hoofd afgehakt. De jonge officier en oorlogscorrespondent Winston Churchill schreef er een goed verkocht boek over (The River War), waarin hij kritiek uitte op Kitchener en anderen, vooral met betrekking tot de logistiek en hoog opgaf van de prestaties van zijn eigen regiment. De wraakactie met betrekking tot de Mahdi keurde hij af.
Zoals gebruikelijk bij zulke gelegenheden mocht Kitchener de plaats van zijn overwinning aan zijn naam verbinden. Sindsdien stond hij in het Britse Gemenebest bekend als Lord Kitchener of Khartoum en in Engeland twijfelden weinigen meer aan zijn autoriteit. Hij verhoogde zijn prestige in datzelfde jaar bij het Fashoda-incident, waarbij een gewelddadige confrontatie met de Fransen kon worden voorkomen over de afbakening van de Britse en Franse koloniale grondgebieden.
Zuidelijk Afrika
Kitchener werd als tweede man (stafchef) meegestuurd met Lord Roberts, toen deze het commando overnam van de Britse troepen in de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika tegen nakomelingen van Nederlandse en Duitse emigranten. Hier verdedigde de bevolking zich gewapend tegen de koloniale bezetters van hun grondgebied. Kitchener was deels verantwoordelijk voor de logistieke ramp die volgde op de poging om midden in de oorlog het militaire logistieke systeem te reorganiseren. Hoewel hij in de pers een reputatie had als organisator had hij daar eigenlijk geen aanleg voor: hij zag zichzelf vooral als inspirerend leider die grote dingen tot stand bracht.[bron?] Na het vertrek van Roberts werd Kitchener zelf commandant. in zuidelijk Afrika en sloot uiteindelijk in mei 1902 het Verdrag van Vereeniging.
Taktiek van verschroeide aarde, concentratiekampen, prikkeldraad
De wraakactie met de Mahdi bleek niet een opzichzelf staand incident. Kitchener is ook bekend vanwege zijn wrede oorlogstaktieken. Kitchener besloot in 1900 tot de wrede tactiek van de verschroeide aarde, toen hij tijdens de Tweede Boerenoorlog opperbevelhebber was geworden. Meer dan 30.000 boerderijen en een veertigtal kleine steden werden systematisch in brand gestoken. Veestapels werden geplunderd of afgeslacht door de Engelse troepen en talloze families werden vanuit hun hoeve en huizen gevangengenomen en opgesloten in Britse concentratiekampen.
Bijna 120.000 witte en evenveel zwarte burgers werden hier gedetineerd en nog eens 28.000 krijgsgevangen genomen vechtende boeren werden naar overzeese kampen gestuurd. Er waren 45 concentratiekampen voor Afrikaners en 64 voor zwarten. Hun huisvesting bestond uit op één rij gezette miserabele tentjes. Hygiënische voorzieningen werden niet getroffen of waren sterk onvoldoende, ook naar de toenmalige maatstaven. De voedselrantsoenen van vrouwen en kinderen waren onvoldoende en werden verminderd indien een van hun familieleden deel uitmaakte van het Boerenleger. Buikloop, buiktyfus en mazelen waren algemeen in de kampen. Na de oorlog is gebleken dat 27.927 emigrantenafstammelingen de kampen niet overleefden: onder hen 22.074 kinderen, jonger dan 16. Onder de oorspronkelijke bevolking werden 14.154 doden geteld. Dankzij berichtgeving van de Engelse journaliste Emily Hobhouse werd een officiële commissie uitgezonden onder leiding van Millicent Fawcett. Het rapport van de commissie bevestigde de waarnemingen van Emily Hobhouse en was vernietigend. Hierna verbeterde de situatie en begonnen de sterftecijfers terug te lopen.
In 1901 was de oorlog gewonnen, maar niet afgelopen. Kitchener voerde onderhandelingen met de Boerenleiders, in de hoop een vredesverdrag te kunnen tekenen zodat het grondgebied onder Britse heerschappij kwam. Deze onderhandelingen mislukten. Kitchener gaf de schuld hiervoor aan Milner, die geen amnestie wilde verlenen aan inwoners van de Britse koloniën die meegedaan hadden met de Boeren, het ging om enkele honderden personen. Daarna werd een hek van 5.500 kilometer lengte uit prikkeldraad gebouwd om de boeren die hun grondgebied verdedigden van hun grond te weren. Als verdere oorlogstaktiek werden vrouwen en kinderen in kampen opgesloten. Dit waren zowel vrouwen en kinderen die door de Boerenleiders van hun boerderij gejaagd waren, omdat hun mannen zich aan de Britten overgegeven hadden als vrouwen en kinderen waarvan de boerderij door de Britten platgebrand was vanwege (mogelijke) steun aan de Boeren. Kitchener nam het besluit om hen in kampen onder te brengen en het moest vooral goedkoop, de oorlog was al duur genoeg. De eerste idee was om de vrouwen en kinderen naar hun mannen, dan wel vaders, te sturen (in kampen in St. Helena en Ceylon), maar dat vond de Britse regering te duur.
Het lijkt erop dat militair gezien dit platbranden van boerderijen niet erg effectief was; het wegnemen van de paarden had al een even groot effect omdat de Boeren voor hun mobiliteit afhankelijk waren van paarden. Wat uiteindelijk de doorslag gaf, was enerzijds het door Kitchener bedachte stelsel van prikkeldraadhekken (plus bunkers) en anderzijds een steeds beter informatiesysteem dat alle boerencommando's opspoorde en volgde.
In december 1901 stopte Kitchener met het gevangenzetten van vrouwen en kinderen in de concentratiekampen. Dit zette de Boeren extra onder druk, omdat land, gewassen, veestapels en opstallen zo ernstig waren verwoest, dat vrouwen en kinderen buiten de kampen het vanaf dan slechter zouden hebben dan in de (verbeterde) kampen. Dit droeg ertoe bij dat een tweede vredespoging van Kitchener wel lukte op bijna dezelfde voorwaarden als de poging van een jaar eerder. De amnestie voor inwoners van de Britse koloniën die meegedaan hadden met de Boeren was nu wel inbegrepen; zij verloren alleen hun kiesrecht. Dit leidde uiteindelijk in mei 1902 tot het Verdrag van Vereeniging.
India
Van 1902 tot 1909 was hij commandant over alle troepen in India, een positie die hij graag wilde. Daar was hij ook bezig met (logistieke) reorganisatie, wat ook nu niet goed afliep. In 1910 werd hij bevorderd tot veldmaarschalk en op 29 juni 1914 werd Kitchener in de adelstand verheven (Earl van Kharthoum en van Broome in het graafschap Kent).
Eerste Wereldoorlog
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd hij van zijn post in Egypte ontboden naar Londen om deel te nemen aan de Oorlogsraad. Hij werd Minister van Oorlog. Hij voorzag, anders dan veel optimisten aan het begin van de oorlog, dat het een langdurige en uitputtende oorlog zou worden en hij heeft veel gedaan voor het oprichten van een groot landleger, waaraan het de Britten ontbrak aan het begin van deze oorlog, zodat dit grotendeels uit vrijwilligers bestaande leger weleens 'Kitchener's army' werd genoemd.
Zijn gezicht stond dan ook op het klassiek geworden recruteringsaffiche. Hij werd in 1915 echter verantwoordelijk gehouden voor de aanvankelijk falende bevoorrading met granaten voor het Britse expeditieleger, dat aan het Westelijk Front moest constateren dat de Duitsers vijf granaten terugschoten voor elke granaat die ze zelf konden afschieten.
Na de voor de Geallieerden rampzalige slag om Gallipoli, die bedoeld was om de Ottomaanse bondgenoten van de Duitsers uit te schakelen, werd Kitchener uit de Oorlogsraad gezet. Zogenaamd om inlichtingen te winnen, maar in feite, omdat niemand aan het publiek wilde verkopen dat een oorlogsheld als Kitchener kon falen. Met zijn portret op de wervingsaffiches was hij voor het Britse volk uitgegroeid tot het symbool van de strijd tegen de Duitsers.
Hij ging bij Scapa Flow, de basis van de Britse 'Home Fleet', aan boord van de kruiser HMS Hampshire voor een diplomatieke missie naar Rusland. Op 5 juni liep het schip tijdens een zware storm op een mijn op weg naar de Russische haven Archangelsk. Kitchener en 643 van de overige 655 opvarenden overleefden het niet. Na zijn dood werd er een berg naar hem genoemd in het CanadeseRotsgebergte, Mount Kitchener en in Australië (Victoria, Geelong) is er een hospitaal naar hem genoemd; 'the Kitchener Memorial Hospital'.
↑(en) Malcolm Browne, 100 YEARS OF MAXIM'S 'KILLING MACHINE'. New York Times (26 november 1985). Geraadpleegd op 6 september 2009. “In 1882 I was in Vienna, where I met an American whom I had known in the States. He said: 'Hang your chemistry and electricity! If you want to make a pile of money, invent something that will enable these Europeans to cut each others' throats with greater facility.”
↑Met dit geweer is tijdens een groot deel van de Britse koloniale veroveringstochten eind 19e en begin 20e eeuw de plaatselijke bevolking vermoord of tot onderdanigheid gedwongen.