Van 1967 tot 1986 was hij lid van de Tweede Kamer, waar hij zich met name bezighield met verkeer en waterstaat, binnenlandse zaken, landbouw en visserij en buitenlandse zaken. In de Kamer werd hij alom gewaardeerd en ook in waterstaatskringen genoot hij groot gezag. Hij bracht in 1968 als beginnend parlementariër een initiatiefwet tot stand die de watervoorziening van landbouwgronden onder de werking van de Waterstaatswet 1900 bracht. Dit wetsvoorstel werd met algemene stemmen aanvaard. Hij introduceerde aan het eind van het Kamerdebat over de RSV-enquête de term "aangeschoten wild" voor minister Gijs van Aardenne.[1]
Field verification of 2-D and 3-D suspended-sediment models
Kustverdediging na 1990: technisch rapport
Strandhoofden en paalrijen : evaluatie van hun werking
Wet en woord: 't Rechtvaardig regeerakkoord en Zij hebben niet gehoord : partijrede en politieke rede op de algemene vergadering van de Staatkundig Gereformeerde Partij, gehouden te Utrecht op 27 februari 1982
Wie heeft lust den Heer' te vrezen, 't Allerhoogst en eeuwig goed?