In 1771 kon de Heerencompagnie beginnen met het graven van het kanaal dat op 20 roeden ten zuidwesten van en evenwijdig aan de Semslinie was geprojecteerd. In 1780 was het gereed en zou het het Kielsterdiep verbinden met het Stadskanaal en met het Wildervankster Oosterdiep. De stad Groningen stond die verbinding bij Bareveld echter niet toe. Ook niet toen er in 1817 een convenant tot stand kwam tussen de stad en de eigenaren van de Drentse venen. In dit convenant werd geregeld dat de turf zuidoostelijk van Bareveld vervoerd zou worden via het Oosterdiep en de turf noordwestelijk van Bareveld via het Grevlingskanaal en het Kieldiep. Pas in 1870 werd de dam bij Bareveld doorgestoken wat voor de turfvaart de weg naar Groningen aanmerkelijk bekortte. Door het convenant bereikte de stad Groningen dat alle turf uit de in het oosten van de provincie Drenthe gelegen veengebieden afgevoerd zou worden via het Stadskanaal. Dat leverde de stad Groningen in de periode 1816-1848 bijna een miljoen gulden op.[1]
Bronnen
G.E. de Vries en H. Tj. Waterbolk, 200 jaar veenkoloniën van Borger en Odoorn, 2005
H.A. Kamphuis, De totstandkoming van het Convenant van 1817, Nieuwe Drentse Volksalmanak 1986 30-50
Brood, Paul (et al.) 750 jaar Oostermoerse venen: Van Zuidlaarderveen tot Gasselternijveen, uitg. Profiel, 2009, Bedum ISBN 978 90 5294 470 8
Buursma, Albert (et al.) 250 jaar Stadskanaal: Van Bareveld tot Barnflair, uitg. Profiel, 2009, Bedum ISBN 978 90 5294 471 5