Het kapittel van Metz verkoos 2 bisschoppen om de overleden Burchard II van Avesnes op te volgen: het ging om Ferry van Lotharingen, zoon van de hertog van Lotharingen en Thiebaut, zoon van de graaf van Bar. Het kapittel geraakte er niet uit wie van de 2 kandidaten het zou worden. Paus Bonifatius VIII hakte de knoop door. Hij zette de lijn van de 2 voorgaande Vlaamse bisschoppen van Metz door; zelf was de paus een tegenstander van de Franse koning Filips IV de Schone. Op bevel van Bonifatius VIII verliet Gerard het bisdom Kamerijk en trok naar Metz als de nieuwe bisschop (1297). In 1298 ontving hij de wereldlijke regalia (als graaf van Metz) van keizer Adolf van Nassau en nogmaals in 1299 van keizer Albrecht I van Oostenrijk.
Het beleid van prins-bisschop Gerard was gekenmerkt door een goede verstandhouding zowel met het graafschap Bar als met het hertogdom Lotharingen. Gerard hield zich, binnen zijn prinsbisdom, bezig met het opkopen van zoutontginningen.
Gerard stierf in 1302, waarschijnlijk in Metz zelf. Zijn graf bevindt zich in de Nicolaaskapel van de kathedraal van Metz.
Bronnen, noten en/of referenties
↑(fr) Parisse, Michel; Arnaud Hari, Gérard de Réninghe. Catalogue Historique des Evêques de Metz: le Moyen Age blz 41. Lamop, Parijs (2015). Gearchiveerd op 12 juni 2018.