Toen Lilar met de Franse esotericus, vrijmetselaar en MartinistRobert Amadou trouwde, kreeg ze de dubbele Belgisch-Franse nationaliteit. Daarna trouwde ze met Alain Joxe en daarna met Jacques Delfau. In totaal kreeg ze vier kinderen.
Ze was lid van de Prix Femina-comité van 1969 tot 1971, een prijs die ze zelf kreeg in 1958 voor haar werk L'empire céleste. Ze heeft ook liedjes geschreven voor Marie-Paule Belle.
Mallet-Joris begon haar literaire loopbaan op jonge leeftijd met de publicatie van Le rempart des Béguines (1951). Het verhaal speelde zich af in een stad die leek op haar geboortestad Antwerpen en behandelde de thema's van de werkende klasse en het lesbianisme. In 1955 kwam er een vervolg met La chambre rouge. Hiermee speelde ze verder in op de behandeling van de werkende klasse in België.
Thema's
De novellen van Mallet-Joris behandelen thema's zoals de menselijke relaties en de werkende klasse in Frankrijk en België. Dikwijls zijn de personages teleurgesteld wanneer ze zich realiseren dat ze onrealistische verwachtingen hebben. Zij schildert ook regelmatig sociale klimmers en bedrieglijke karakters af.
In Allegra (1976) pakte Mallet-Joris de thema's racisme en feminisme in Frankrijk aan.
Zij schreef ook non-fictie, zoals de biografieën van Marie Mancini, de eerste liefde van Lodewijk XIV, en van de mysticaJeanne Guyon. Verder schreef ze essays over haar levensfilosofie - ze bekeerde zich tot het katholicisme - en schreef ze Lettre à moi-même in 1963 en La Maison de papier in 1970.