Coppée was de zoon van een administrateur en begon zijn loopbaan ook zelf als klerk, bij het Franse Ministerie van Oorlog. In 1866 sloot hij zich aan bij het dichtersgenootschap Parnasse en publiceerde hij de dichtbundel Le Reliquaire, die hij opdroeg aan Charles Leconte de Lisle. In 1869 vestigde hij zijn naam met de uitvoering door Sarah Bernhardt van zijn eenakterEn passant, over de ongelukkige liefde van een courtisane voor een jonge dichter.
Coppée zou gedurende zijn loopbaan nog tal van toneel- en prozawerken schrijven, maar maakte toch vooral naam als dichter. Al snel zou hij echter het l'art pour l'art-principe van de Parnasse verlaten en schakelde hij over op meer romantische, enigszins sentimentele gedichten waarin hij het leven van alledag bezong. Zijn bekendste bundel is Les Humbles uit 1872, dat zich richt op de slachtoffers van de moderne maatschappij, vanuit de overtuiging dat een dichter zich niet alleen oog moet hebben voor schoonheid, maar ook een sociale taak heeft.
Van symbolistische dichters en de Parnassiens kreeg Coppée het verwijt dat hij zich te veel richtte op de banale smaak van het grote publiek en zijn talent verloochende. In 1884 werd hij lid van de Académie française (stoel 10).
Bibliografie
Poëzie
Le Reliquaire, 1866
Matin d'octobre
Décembre
Les Intimités, 1867
Poèmes divers, 1869
L'araignée du prophète, 1878
Ruines du cœur, 1887
Poèmes modernes, 1869 (waarin L'Angélus, Le Père en La Grève des forgerons)
Les Humbles, 1872:
Les Humbles (waarin La Nourrice en Émigrants)
Écrit pendant le siège
Quatre sonnets
Promenades et intérieurs
Plus de sang !
Le Cahier rouge, 1874
Olivier, 1876
Les Récits et les Élégies, 1878 (waarin L'Exilée)
Le Naufragé, 1878
Contes en vers et poésies diverses, 1880 (waarin L'Enfant de la balle en La Marchande de journaux)
Arrière-Saison, 1887
Les Paroles sincères, 1891
Dans la prière et dans la lutte, 1901
De pièces et de morceaux
Des Vers français, 1906
Sonnets intimes et poèmes inédits, Vers d'amour et de tendresse, postuum, 1927