Felix Mendelssohn (1809-1847) werd in 1848 als gevierd componist meerdere malen uitgenodigd op Buckingham Palace. Bij een van die bezoeken verzocht hij de muzikaal geschoolde koningin Victoria haar favoriete lied te zingen. Zij koos “Italie” en hij moest bekennen dat dit lied niet door hem maar door zijn zuster Fanny geschreven was. Dit voorval is tekenend voor de gekortwiekte muzikale loopbaan van zijn zuster. Zij schreef het lied in 1824-25 maar omdat haar familie, inclusief haar broer, er op tegen waren dat zij als vrouw naar buiten zou treden kon zij haar composities niet, in tegenstelling tot haar broer, publiceren. De laatste bleek wel genegen liederen van haar hand op te nemen in een eigen uitgave. “Italie” is op deze wijze met nog twee andere liederen van haar in 1827 in Berlijn uitgegeven door Schlesingers Buch- und Musikhandlung. Een jaar voor haar dood in 1847 en mede door steun van haar echtgenoot Wilhelm Hensel (1794-1861) publiceerde zij pas in 1846 voor het eerst onder eigen naam haar Sechs Lieder, Opus 1.
Naast het lied “Italie” naar het gelijknamige gedicht van de Weense toneelschrijver Franz Grillparzer (1791-1872) in G-groot met als tempo aanduiding Allegretto, het derde lied uit de Zwölf Lieder van haar broer Felix, componeerde zij ook “Heimweh” in D-klein met tempo aanduiding Vivace ed agitato, het tweede lied uit de reeks naar een gedicht van Friederike Robert (1795-1832). Deze was een graag geziene gast in huize Mendelssohn, onder andere vurig bewonderd door de dichter Heine (1797-1856), huisvriend van de familie, van wie Fanny Mendelssohn eveneens meerder gedichten op muziek zette. Het twaalfde lied “Suleika” in E-groot met tempo aanduiding Allegretto kwam tot stand naar het vers “Westwind” van Marianne von Willemer (1784-1860) en werd anoniem gepubliceerd onder de titel “Suleika” in West-oestlicher Divan van Goethe, door de Cottaischen Buchhandlung, Stuttgard,1819, bl. 166-167 met enige tekstwijzigingen door Goethe. Het moet Fanny Hensel-Mendelssohn aangesproken hebben dat haar sexegenote von Willemer een decennium eerder eigen werk, in dit geval het vers “Suleika” eveneens slechts onder de naam van een gevestigde dichter kon publiceren.
Liederen
Das Heimweh
Was ist's, das mir den Atem hemmet,
Und selbst den Seufzer unterdrückt?
Das stets in jeden Weg sich stemmet,
Und Sinn und Geist mir so verrückt?
Es ist das Heimweh! O Schmerzenslaut!
O Schmerzenslaut,wie klingst im Innern mir vertraut!