Op 1 augustus 1805 werd hij curator van de Universiteit van Groningen en op 16 juli 1805 staatsraad in bijzonder dienst bij de sectie koophandel en koloniën. In 1807 werd hij lid en vervolgens assessor van het departementale bestuur van Groningen en maire (burgemeester) van Middelstum van 1810 tot 1813. Ook was hij lid van de raad van de prefectuur in het departement van de Wester-Eems en van 1813 tot 1814 commissaris-generaal van het departement. Hij was lid van de ridderschap van Groningen en lid van zowel Provinciale Staten als van Gedeputeerde Staten van Groningen.