Alle doabs tussen de zijrivieren van de Indus in de Punjab hebben namen die volgens de overlevering zijn verzonnen door Raja Todar Mal, minister van de MogolkeizerAkbar de Grote. De namen zijn op een uitzondering na een combinatie van de eerste letters in het Perzisch alfabet van de namen van de rivieren aan weerszijden van de doab. Jech komt bijvoorbeeld van Je (Jhelum) en Ch (Chenab). Van west naar oost zijn de doabs van de Punjab:
Sind Sagar Doab - Tussen de Indus en de Jhelum;
Jech Doab (ook wel Chaj) - tussen de Jhelum en de Chenab;
In Uttar Pradesh wordt het land tussen de Ganges en de Yamuna de doab genoemd. Dit is een langgerekt gebied (ongeveer 100 bij 800 km) dat van de Shiwaliks tot de samenkomst van de twee rivieren bij Allahabad loopt. De doab vormt de grootste graanleverancier van de staat en heeft een oppervlakte van 60.500 km².
De doab kan gezien worden als de bakermat van de Indische cultuur. Veel van de verhalen uit de veda's (waaronder de Mahabharata) spelen zich in dit gebied af. Toen de Indo-Ariërs het gebied binnentrokken vanuit de Punjab vestigden ze zich in de doab langs de Ganga tot aan Prayag waar de twee rivieren samenkomen.