Cypripedium-soorten zijn kruidachtige, vaste planten met een dik, vlezig rizoom meestal voorzien van een velamen, die jaarlijks met een nieuwe knop uitloopt. De bloemstengel ontspringt aan de knoop aan de top van het rizoom.
De meeste soorten hebben een lange, rechtopstaande stengel met bladeren over de hele lengte ingeplant. De bladeren zijn meestal behaard, lancetvormig tot ovaal, duidelijk generfd en in de lengte gevouwen.
De bloeiwijze is een losse tros, met één tot drie (bij een enkele soort twaalf) bloemen. De bloemen zijn geresupineerd, zodat de lip onderaan staat. De sepalen of kelkbladen en petalen of kroonbladen zijn drietallig, maar meestal zijn de twee zijdelingse sepalen naar beneden gebogen en met elkaar vergroeid. Met uitzondering van de lip zijn alle bloembladen gelijk van vorm en kleur.
De lip heeft meestal een andere, meer opvallende kleur en is opgeblazen tot een buidelvormige structuur. De vorm en kleur zijn zeer gevarieerd en zijn er op gericht specifieke bestuivers aan te trekken.
De buidelvormige lip dient als insectenval; vliegende insecten worden gelokt door geurstoffen en de belofte van nectar in de felgekleurde bloem. Zij kunnen slechts naar buiten door een smalle opening achter het schildvormig staminodium, waar zij de stamper en de meeldraden passeren, waar ze het stuifmeel op hun lichaam krijgen. Bij een volgende bloem komt het stuifmeel dan op de stamper terecht.
Habitat
Cypripedium-soorten zijn terrestrische planten die in een verscheidenheid van biotopen voorkomen, van bossen tot de toendra. Ze kunnen extreme kou verdragen, ontwikkelen zich onder de sneeuw en bloeien zodra de dooi intreed.
De meeste soorten staan op de rand van uitsterven, ten gevolge van het verdwijnen van hun natuurlijke habitat en de verzamelwoede van orchideeënliefhebbers.
Taxonomie
Cypripedium wordt tot de tribusCypripedieae gerekend. Het is de enige vertegenwoordiger van deze tribus in Europa.
Zowel de morfologische kenmerken als de DNA-analyse van de verschillende soorten tonen aan dat binnen dit geslacht twee groepen te onderscheiden zijn: Euraziatische soorten met gele of rode bloemen en Noord-Amerikaanse soorten met gele bloemen. Dit zou te verklaren zijn door langdurige periodes van isolatie, of door het verdwijnen van intermediare vormen. Noord-Amerikaanse soorten als Cypripedium irapeanum en Cypripedium californicum tonen overeenkomstige kenmerken met zustergeslacht Selenipedium.
Ouvrage collectif sous l'Egide de la Société Français d'Orchidophilie, 1998.: Les Orchidées de France, Belgique et Luxembourg, Collection Parthenope, ISBN 2-9510379-1-0
Pierre Delforge, 1994.:Guide des orchidées d'Europe, d'Afrique du Nord et du Proche-Orient, Delachaux et Niestlé, ISBN 2-603-01323-8
↑Bij het schrijven van dit artikel is onder meer gebruikgemaakt van het artikel Cypripedium op de Engelstalige Wikipedia