Ze waren twee broers uit een voornaam Romeins geslacht. Tijdens de christenvervolging onder keizer Diocletianus vluchtten zij naar Gallië, waar ze in Soissons het christelijke geloof verkondigden[1] en schoenen maakten voor de armen. Maar ook in het westelijk deel van het Romeinse Rijk werden christenen vervolgd, door keizer Maximianus. Beide broers werden overgeleverd aan prefect Rictiovarus, een wrede christenvervolger. Ze werden zwaar gefolterd: men stak schoenmakerspriemen onder hun vingernagels, overgoot hen met gesmolten lood, gooide hen dan in ijskoud water en ten slotte werden ze onthoofd.
In de toren van de Sint Jan de Doperkerk in Waalwijk, centrum van de Nederlandse schoen- en lederindustrie tot halverwege de twintigste eeuw, hingen twee klokken die vernoemd waren naar deze twee heiligen.
Literatuur
Louis Goosen, Crispinus & Crispinianus, in: Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten, 1992, p. 113-114
Bronnen, noten en/of referenties
↑Crispinus en Crispinianus zijn volgens de traditie de stichters van het bisdom Soissons.