Hij was de zoon van een gerechtsdeurwaarder. Hij nam dienst bij de koninklijke marine als kanonnier, stapte dan over naar het burgerleven en nam in 1792 opnieuw dienst in een bataljon van het departement Calvados.
Hij diende het volgende jaar in het belegerde Mayence onder Jean-Baptiste Kléber. Hij kreeg bevorderingen tot adjudant, onderluitenant, luitenant en kapitein.
In 1802 werd hij bevelhebber van Frans-Indië. Hij reisde eerst naar Pondichéry en dan naar Mauritius, toen île de France genoemd, dat hij acht jaar lang verdedigde tegen de Britten. Hij maakte vele Britse handelsschepen buit en nam de Britse ontdekkingsreiziger Matthew Flinders gevangen gedurende zes jaar. Zijn militaire veldtocht op Mauritius combineerde hij met de post van gouverneur-generaal van de Mascarenen (1803-1810).
In 1810 vielen 20000 Britten zijn garnizoen van 1200 man aan. Hij bood weerstand, maar gaf zich dan over, waarbij hij het eiland verliet.
Hij kwam in 1811 terug in Frankrijk met zijn vier fregatten. In hetzelfde jaar kreeg hij het bevel over het leger van Catalonië.
In 1814 richtte hij het leger van de Gironde op en heroverde Bordeaux op de Britten. Na de Slag bij Toulouse en de troonsafstand van Napoleon als keizer sloot hij een wapenstilstand met de Britse generaal er erkende hij Lodewijk XVIII.
Hij werd bevelhebber van de 11e militaire divisie van Bordeaux. In 1815 vernamen hertog Lodewijk van Frankrijk en hertogin van Angoulème Marie Thérèse van Frankrijk te Bordeaux de landing van Napoleon te Juan-les-Pins. Na het vertrek van de prinses ontving hij generaal Bertrand Clauzel, waarvoor hij later 15 maanden gevangenisstraf kreeg.
Hij werd vrijgelaten, maar was zijn werk kwijt. Hij stierf aan een hersenbloeding.