Bland werd geboren als Robert Calvin Brooks in het stadje Rosemark in Tennessee, Verenigde Staten. Zijn vader, I.J. Brooks, verlaat het gezin niet lang nadat Robert is geboren. Als zijn moeder hertrouwt neemt de tiener Robert de achternaam van zijn stiefvader, Leroy Bland, aan.[2] Bland gaat niet lang naar school, maar helpt zijn moeder met het plukken van katoen; Bland zou zijn hele leven laaggeletterd blijven. Op zijn twaalfde treedt hij op voor de plaatselijke winkel waar hij muziek maakt met mondharp en op gitaar, gemaakt van een perzikenblik.[3]
In 1947 verhuist het gezin naar Memphis, Tennessee. Robert, die werkt in een garage, begint met zingen bij lokale gospelgroepjes waaronder "The Miniatures". Op Beale Street ontmoet hij andere artiesten in de dop, onder wie B.B. King, Rosco Gordon, Junior Parker en Johnny Ace; samen vormen ze het losse collectief de "Beale Streeters".[4][5]
Vroege carrière
Tussen 1950 en 1952 neemt Bland onsuccesvolle singles op voor het "Modern Records"-label en "Sun Records" ("Chess") om vervolgens bij "Duke Records" platen uit te brengen[3]. Bland, die het leger ingaat, vormt in deze drie een muziekgroep met zanger Eddie Fisher.[6]
Als Bland in 1954 terugkeert naar Memphis ziet hij dat enkele van zijn vroegere muziekvrienden, onder wie Johnny Ace, succes genieten. Bland sluit zich aan bij Ace en keert terug bij Duke Records, dat tegen die tijd wordt geleid door Don Robey. Volgens Blands biograaf Charles Farley geeft Robey een contract aan Bland dat hij niet kan lezen en helpt hij Bland met het zetten van zijn handtekening. Bland krijgt maar een halve cent per verkochte plaat in plaats van de gangbare 2 cent per kant.[3]
In 1956 begint Bland met Junior Parker te toeren door het "chitlin' circuit" (plekken waar het voor zwarte Amerikaanse artiesten veilig was om op te treden in gesegregeerd Amerika) onder de naam Blues Consolidated. Aanvankelijk is Bland ook Parkers chauffeur en assistent, een rol die hij ook voor B.B. King en Rosco Gordon heeft vervuld.[1] Bland begint voor Duke platen op te nemen met bandleider Bill Harvey en componist Joe Scott, vaak begeleid door gitarist Wayne Bennett.[3] In tegenstelling tot veel bluesmuzikanten, speelt Bland zelf geen instrument[7].
Commercieel succes
Blands eerste succes in de VS komt in 1957 met een nummer 1-notering voor "Farther Up the Road" op de R&B-lijst gevolgd door vele andere R&B-noteringen, waaronder "I'll Take Care of You", het vaak gecoverde "Turn On Your Love Light", "Cry, Cry, Cry" en de nummer-1-hit "I Pity The Fool" uit 1961[3]. Veel van de klassiekers zijn geschreven door Joe Scott. Blands laatste nummer-1-notering in de R&B-lijst was voor "That's the Way Love Is" uit 1963.[8] Gedurende de verdere jaren zestig behaalt Bland nog wel steeds noteringen in de R&B-lijst. Bland breekt nooit echt door in de mainstream; zijn hoogste notering in de poplijst is met het nummer "Ain't Nothing You Can Do" dat op nummer 20 terechtkomt. Blands platen verkopen voornamelijk op de R&B-markt en gaan niet cross-over (het behalen van een notering op verschillende soorten hitlijsten). Uiteindelijk heeft Bland 23 top-10 hits op de Amerikaanse R&B-lijst.[8]
In Nederland behaalt Bland pas een hitnotering met een nummer uit 1989, "Members Only", geschreven door Larry Addison. Het nummer haalt de 29e positie in de Single-Top-100.[9] Het gelijknamige album komt tot plaats 88 in de Album-Top-100[10].
Latere carrière
Ook al is de blues in de jaren zestig erg populair onder wit rockkpubliek, Bland weet hier niet van te profiteren. Deels omdat zijn muziek te smooth is voor tieners die gitaarsolo's en liedjes over voodoo willen horen. Deels omdat Robey zoveel te zeggen had; hij regelde de boekingen, opnames en persoonlijke financiën van Bland. Als de twee ruzie krijgen in 1968, raakt Bland zijn band kwijt en is hij stuurloos. Bobby moet voor 2 maanden naar de gevangenis omdat hij geen alimentatie betaalt, kampt met alcoholisme en raakt in een depressie.[3] Als Robey Duke Records verkoopt aan het grotere "ABC Records", krijgt Bland weer succes met blues-soul-albums zoals His California Album en Dreamer, gearrangeerd door Micael Omartian en geproduceerd door Steve Barri. De albums, inclusief "Reflections in Blue" uit 1971, worden opgenomen in Los Angeles en erop waren veel van de topsessiemuzikanten uit de stad te horen.
De eerste single van His California Album, het nummer "This Time I'm Gone For Good", levert Bland eindelijk weer hitlijstsucces op; in 1973 komt de single in de pop-top-50 en de R&B-top-10. Het eerste nummer van Dreamer, "Ain't No Love In the Heart of the City", werd een R&B-hit. Dit nummer zou in 1978 gecoverd worden door hardrockband Whitesnake met zanger David Coverdale. Kanye West stopte een sample ervan op Jay-Z's hiphopalbum The Blueprint uit 2001. De opvolger uit 1974, "I Wouldn't Treat A Dog", wordt #3 in de R&B-lijst, maar zoals gewoonlijk doet het niet veel op de pop-hitlijst, waar de plaat tot #88 komt. Latere pogingen om een disco/Barry White-sound toe te voegen waren vaak niet succesvol. In 1980 neemt Bland Sweet Vibrations op, een tribute-album voor zijn mentor Joe Scott, maar dit verkoopt slecht buiten Blands traditionele "chitlin circuit"-publiek.
In 1985 tekent Bland een contract bij "Malaco Records", een label dat is gespecialiseerd in zuidelijke zwarte muziek. Hij neemt enkele platen op en toert. Bland treedt geregeld op met gitarist Angelo Earl en met B.B. King, met wie hij in de jaren zeventig ook twee albums heeft opgenomen. In 1992 wordt Bland opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame. Bij zijn opname werd gezegd dat Bland alleen B.B. King onder zijn meerderen hoefde te rekenen als uitloper van de "Memphis' Beale Street blues-scene".[7]
Samenwerkingen en tributes
De Ierse singer-songwriter Van Morrison is een vroege liefhebber van Bland en covert "Turn On Your Love Light" met zijn band Them. In 1974 covert Van Morrisson ook het nummer "Ain't Nothing You Can't Do" op het live-album It's Too Late to Stop Now. Bland verzorgde ook weleens gastoptredens bij Van Morrisson. Op het compilatie-album The Best of Van Morrison Volume 3 uit 2007 staat een nog niet eerder uitgebrachte versie van een duet door de twee van Van Morrissons nummer "Tupelo Honey" dat ze opnamen in maart 2000.
Bland treedt op tot vlak voor zijn dood. Hij sterft op 23 juni 2013 in zijn huis in Germantown (Tennessee), een voorstad van Memphis. Hij is dan 83.[12][13] Blands zoon Rodd vertelt dat zijn vader hem vlak voor zijn dood vertelde dat bluesmuzikant James Cotton Blands halfbroer is[12].
Discografie
Studioalbums
Two Steps from the Blues (Duke 1961/MCA 2002)
Here's the Man! - 1962 (Duke Records)
Call On Me/That's The Way Love Is - 1963 (Duke Records)