Het berken-eikenbos of berken-zomereikenbos (Betulo-Quercetum) is een associatie uit het zomereik-verbond (Quercion roboris). Het omvat bosvegetatie op voedselarme, zeer zure, leemarme zandgronden op stagnerende bodemformaties, zoals kleilagen.
Het berken-eikenbos vertoont een eenvoudige structuur, met een duidelijke maar in hoogte beperkte boomlaag, overwegend bestaande uit zomereik, ruwe berk en zachte berk in de gemiddelde aandeelsverhouding 3 : 2 : 1. Naarmate de bodem natter en veniger wordt, verandert die aandeelsverhouding; zomereik neemt af, ruwe berk blijft gelijk en zachte berk neemt toe; dit maakt 1 : 2 : 3.
Ook de kruidlaag is soortenarm, maar variabel. Grassen zoals pijpenstrootje domineren, ook bochtige smele komt voor. Dwergstruiken als blauwe bosbes willen ook nog weleens voorkomen, maar niet structureel.
In de moslaag komen veenmossen wel voor, welke algemeen aangeduid kan worden als 'soms zeer soortenrijk'. Dit laatste uitsluitend wanneer de dominantie van pijpenstrootje in de kruidlaag achterwege blijft.
Subassociaties in Nederland en Vlaanderen
In het berken-eikenbos worden in Nederland vijf subassociaties onderscheiden, die wijzen op verschillen in leeftijd, voedselgehalte en vocht in de bodem.
Deze vallen uiteen in twee groepen, het vochtig berken-zomereikenbos met subassociatie molinietosum, en het droog berken-zomereikenbos dat alle andere associaties omvat.
Deze subassociatie volgt in successie op de voorgaande, en wordt gekenmerkt door een dominantie van bochtige smele (Deschampsia flexuosa). De syntaxoncode voor Nederland (rVvN) is r45Aa03a.
Subassociatie vaccinietosum
De derde subassociatie in deze successie, gekenmerkt door een stabilisering van de bodem, een opeenhoping van humus en een toenemend aandeel van dwergstruiken, vooral bosbessen (Vaccinium sp.). De syntaxoncode voor Nederland (rVvN) is r45Aa03b.
Subassociatie molinietosum
Het vochtig berken-zomereikenbos is een subassociatie met dominantie van pijpenstrootje (Molinia caerulea), typisch voor vochtige standplaatsen. De syntaxoncode voor Nederland (rVvN) is r45Aa03c.
Subassociatie dryopteridetosum
Een subassociatie die voorkomt op een verrijkte bodem, met een hoge presentie van brede- (Dryopteris dilatata) en smalle stekelvaren (Dryopteris carthusiana), veel bramen en rankende helmbloem (Ceratocapnos claviculata). De syntaxoncode voor Nederland (rVvN) is r45Aa03.
Verspreiding
Het berken-eikenbos heeft als zwaartepunt in Vlaanderen de Kempen, daarbuiten wordt het sporadisch aangetroffen in de Zandleemstreek en op zandige plaatsen in de Leemstreek.
Dit bostype is betrekkelijk arm aan gewervelde diersoorten. Te noemen zijn heikikker, gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander als bewoners van poeltjes. Gladde slang, esculaapslang, adder, zandhagedis en levendbarende hagedis vormen de voornaamste reptielen van dit bostype. Er zijn weinig zoogdieren die voor dit bostype kenmerkend zijn. Derhalve vormt het edelhert op tal van Europese locaties van dit bostype een belangrijke grazer. Ook wisent, eland en ree zijn in dit verband te noemen. In hun kielzog zijn bruine beer, wolf en lynx te noemen. In Nederland is door de afwezigheid van dergelijke grote grazers de bosstructuur afwijkend van die in vele andere Europese landen.
Het betreft vooral oude, goed ontwikkelde bossen op droge, voedselarme en zure zand- of zandleemgronden gedomineerd door zomereik en ruwe berk met een zeer gevarieerde ondergroei waarin pijpenstrootje een belangrijke rol speelt. Ook recente ver- of bebossingen, naaldbossen met opslag van zomereik en ruwe berk en hakhoutbossen van zomereik worden hieronder geklasseerd.
Decleer, K. (red.), 2007: Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee. Habitattypen, dier- en plantensoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.M.2007.01, Brussel, 584 p. ISBN 978-90-403-0267-1