De hardheid van het mineraal is 7,5 tot 8 (bros) op de schaal van Mohs en de streepkleur is wit. Het mineraal, dat in kristallen, korrelige, compacte of radiale aggregaten of keitjes voorkomt, is doorzichtig tot doorschijnend en heeft een glasachtige, matte glans. De dichtheid van beril is 2,63-2,80 en het heeft hexagonale kristalstructuur.
Naamgeving
Bij Plinius komt beril voor als beryllus, ontleend aan Oudgrieks βήρυλλος, bērullos (= "edelsteen met zeegroene kleur").[1]
In de middeleeuwen zou het mineraal, na slijpen, gebruikt zijn om de gezichtsscherpte te verbeteren. Het woord 'bril' is daarvan afgeleid. Echter, volgens Plinius keek keizer Nero reeds door een smaragd.