Toen Arvo drie jaar was gingen zijn ouders uit elkaar. Zijn moeder en hij verhuisden naar Rakvere.
Opleiding
Arvo Pärt kreeg zijn eerste muzieklessen toen hij zeven jaar oud was. Toen hij tien jaar was ging hij naar de muziekschool van Rakvere, daar leerde hij piano spelen van Jaan Pakk, die tevens directeur van de muziekschool was. Vervolgens ging hij in 1954 naar de middelbare muziekschool in Tallinn. Tijdens zijn militaire dienst speelde hij twee jaar in een militair orkest. Hij volgde vanaf 1957 tot 1963 een opleiding aan het conservatorium van Tallinn, waar hij compositieles kreeg van Heino Eller. Zijn eerste composities, waarin invloeden te horen zijn van Béla Bartók, Sergej Prokofjev en Dmitri Sjostakovitsj, dateren uit zijn studietijd. Voor zijn eerste orkestwerk, genaamd Necrolog, gebruikte hij de twaalftoonstechniek van Arnold Schönberg, maar dit bezorgde hem veel kritiek van het Sovjetregime.
Professionele carrière
Vanaf 1962, het laatste jaar van zijn studie, tot 1974 componeerde hij de muziek voor 19 Stopmotion-animaties van Tallinnfilm, na de val van de Sovjet-Unie bekend als de Nukufilm-studio, meestal voor de regisseurs Elbert Tuganov en Heino Pars.
Na zijn studie kreeg hij een baan als klankregisseur bij de radio van Estland. Daarnaast ging hij door met componeren.
Pärt experimenteerde na zijn studie met diverse compositietechnieken en schreef aanvankelijk vooral seriële muziek.
In 1971 maakte hij zijn rentree met Symfonie nr. 3, waarvan de polyfone structuur kan worden herleid tot de Nederlandse componisten en die elementen van zowel middeleeuwse als van barokmuziek in zich draagt.
Tintinnabuli
Na deze periode sloeg Pärt een andere weg in. Hij begon muziek te maken die hij zelf tintinnabuli-stijl noemt (het Latijnsetintinnabuli betekent klokjes of belletjes), muziek die klinkt als het geluid van bellen of klokken. Deze muziek wordt gekenmerkt door simpele harmonieën, vaak ook door enkele noten of drieklanken die volgens de componist als bellen klinken. Het eerste stuk waarin hij van deze techniek gebruikmaakt is Für Alina, een pianowerk uit 1976.
Daarna volgden de drie werken die tot op heden toe het meest bekend zijn: Fratres, Cantus In Memory Of Benjamin Britten, en Tabula Rasa.
Emigratie naar het Westen
In 1980 verliet Pärt Estland en emigreerde hij naar Wenen. Een jaar later verruilde hij de Oostenrijkse hoofdstad voor West-Berlijn, in eerste instantie voor een jaar als deelnemer aan het Berliner Künstlerprogramma.[1] Vervolgens bleef hij in Berlijn wonen.
Werk van Pärt is uitgevoerd door onder meer het Hilliard Ensemble en Gidon Kremer. Sinds zijn vertrek uit de Sovjet-Unie schrijft Pärt veel religieuze werken, vaak in opdracht van koren en kathedralen. Arvo Pärt wordt weleens schertsend een van de leden van "The God Squad" genoemd. Op 10 december 2011 werd hij door paus Benedictus XVI voor een hernieuwbare periode van vijf jaar benoemd tot lid van de Pauselijke Raad voor de Cultuur.[2]
Prijzen; eerbewijzen
In 2003 ontving hij de Contemporary Music Award. In 2008 ontving hij de Deense Léonie Sonning-prijs.
Klara Top 100 en NPO Klassieke Top 400
In 2020, 2021 en 2022 stond Arvo Pärt met Spiegel im Spiegel op de eerste plaats in de Klara Top 100 van de klassieke VRT-zender Klara.[3] In 2023 stond het nummer op de tweede plaats.[4] In de Klassieke Top 400 van NPO Klassiek (tot 2023: NPO Radio 4) eindigde dezelfde compositie in 2012 op de tweede plaats. In de jaren daarna stond het nummer telkens op de derde of vierde plaats, met uitzondering van 2022, toen het 'slechts' op de zevende plaats eindigde. In 2024 daalde het stuk van de vierde plek (2023) naar de vijfde plek. In 2023 stonden veertien werken van Pärt in de Top 400.[5]
Sequentia (2014) (strijkers en percussie; onderdeel van Adam's Passion)
Swansong (2014) (orkestwerk)
Kleine Litanei (2015)
The Deer’s Cry (2016) (koor, strijkers en blazers)
Prayer (2018)
Richter/Pärt (2018)
Adaptaties
Dans
Het Nederlands Dans Theater was een van de eerste dansgezelschappen dat een choreografie op muziek van Pärt uitvoerde. Tabula Rasa, een stuk van Ohad Naharin, ging in 1988 in première.[6] Het Scapino Ballet voerde in 2020 Cathedral op, een stuk van Marcos Morau, gebaseerd op muziek van Arvo Pärt, uitgevoerd door Sinfonia Rotterdam. De Amerikaanse regisseur Robert Wilson maakte in 2015 op muziek van Pärt een theatrale adaptatie, die het midden houdt tussen bewegingstheater en dans: Adam's Passion.
Film
Tientallen films en documentaires maken gebruik van werk van Pärt.