Antigonus was de zoon van Aristobulus II uit het Joodse koningsgeslacht van de Hasmoneeën. Zijn Hebreeuwse naam was Mattatias, maar hij is onder zijn Griekse naam de geschiedenis ingegaan.
Antigonus' steun aan Aristobulus
Sinds 63 v.Chr. was Judea een vazalstaat van de Romeinen geworden en was een einde gekomen aan het koningschap van Aristobulus II (de laatste Hasmonese koning). Antigonus erfde van zijn vader echter het verlangen naar een herstel van de onafhankelijke Hasmonese staat. In 56 v.Chr. vergezelde hij zijn vader in een poging een staatsgreep te plegen, maar de poging mislukte. Beiden werden gevangengenomen en naar Rome gezonden.
De periode van gevangenschap duurde tot 49 v.Chr., toen Julius Caesar in een poging Pompeius dwars te zitten Aristobulus en Antigonus vrij liet en hun vroeg Judea op Pompeius te veroveren. Ook deze poging tot herstel van de Hasmonese staat mislukte echter. Pompeius had lucht gekregen van de plannen en liet Aristobulus vergiftigen nog voor hij Rome verlaten had. Antigonus bleef echter op vrije voeten en zon op mogelijkheden om de droom van zijn vader alsnog te verwezenlijken.
De staatsgreep van Antigonus
Een paar jaar later zag hij zijn kans schoon. In 43 v.Chr. werd Antipater, de procurator van Judea, vermoord toen hij probeerde belastingen te innen voor de Romeinen. Antigonus probeerde te profiteren van het anti-Romeinse sentiment en probeerde de macht te grijpen. Hij werd echter verslagen door Antipaters zoon Herodes. Hij liet zich echter niet uit het veld slaan en zocht steun bij de Parthen.
Met hulp van de Parthische troepen, onder aanvoering van Pacorus I, nam Antigonus in 40 v.Chr. Jeruzalem in. Pacorus en Antigonus namen Hyrcanus II gevangen, die op dat moment hogepriester en ethnarch was en de hoogste gezagsdrager in de Romeinse vazalstaat was. Nadat hem de oren werden afgesneden, waardoor hij voorgoed ongeschikt werd voor het hogepriesterschap, werd hij naar Babylonië in Parthië gezonden om daar in ballingschap te verblijven. Pacorus en Antigonus namen ook Herodes' broer Phasaël gevangen. Deze wachtte de loop der gebeurtenissen echter niet af en pleegde zelfmoord. Herodes zelf wist Judea op tijd te verlaten en reisde naar Rome.
In Jeruzalem liet Antigonus zich naar het voorbeeld van de eerdere Hasmonese heersers uitroepen tot koning en hogepriester. Hij liet daarbij ook zijn eigen munten slaan, iets dat in de Oudheid als politiek statement gezien werd.
Lang duurde Antigonus' koningschap niet. Met hulp van Romeinse troepen maakte Herodes in 37 v.Chr. een einde aan Antigonus' heerschappij. De Parthen konden Antigonus niet te hulp schieten, omdat zij zelf inmiddels door Publius Ventidius Bassus (veldheer van Marcus Antonius) teruggedreven waren over de Eufraat. Antigonus werd gevangengenomen en vervolgens gedood. Herodes zelf kreeg als dank voor zijn ingrijpen van de Romeinse Senaat het koningschap over het Joodse land.