Alexander II van Vehlen ook bekend als Alexander de Jonge van Vehlen (1599 - 10 oktober1675) heer van Raesfeld en Bretzenheim was keizerlijk veldmaarschalk tijdens de Dertigjarige Oorlog.
Hij was de oudste zoon van Alexander I van Vehlen (1556–1630) en diens eerste vrouw Agnes van Leerodt. Agnes was de dochter van Winand van Leerodt heer te Honstorf, Oberstkammerer 1588 en amtman te Randerath (ca. 1537-) en Marie van Imstenrade tot Imstenrade (ca. 1540 - 16 november1616).
Na het ontzet van Verden in 1627 bereidde van Vehlen de verovering van het bisdom Bremen voor. Nadat hij in november 1628 de westelijke oever van de Eems bevrijd had van vijandelijke troepen werd hij in 1629 tot kolonel bevorderd.
Vehlen verbleef in november 1634 tot januari 1635 in Brussel om financiële steun te vragen wat hem na moeizame onderhandelingen 20.000 rijksdaalders opleverde. Het innemen van Coesfeld in de loop van 1635 slaagde echter niet door het gebrek aan voldoende wapens. In 1636 helpt hij mee tijdens de belegering van de vestingHanau.
Hij verdedigde in juli 1637 het graafschap Bentheim tegen de Fransen en veroverde in het voorjaar van 1638 de door de Zweden bezette stad Meppen. Hiervoor werd hij bevorderd tot veldmaarschalk. In september 1641 is Vehlen er uiteindelijk in geslaagd om samen met Melchior, de graaf van Hatzfeld, na een maandenlang gevecht de stad Dorsten te bevrijden van de aldaar gelegerde Hessische troepenmacht.
In 1641 werd hij verheven tot rijksgraaf van Raesfeld. Op eigen verzoek diende hij in februari 1646 zijn ontslag in. Keizer Ferdinand III benoemde hem in 1653 als buitengewoon veldmaarschalk voor zijn vele verdiensten.
Het kasteel Raesfeld liet hij ombouwen tot zijn residentie.