Simeon I, heerser (khan) van Bulgarije, sluit een wapenstilstand en roept de hulp in van de Petsjenegen in zijn strijd tegen de Maqyaren. De Petsjenegen, die rondzwerven over de vlakten van Zuid-Rusland, verdrijven de Magyaren uit hun leefgebied langs de Wolga naar de vlakten van de Donau. De Magyaren vallen Pannonië binnen en nemen het land over van de Avaren. De Hongaarse grootvorst Álmos wordt gedood, en opgevolgd door zijn zoon Árpád. Hij sticht de Hongaarse dynastie van de Árpáden.[1]
Winter - Arnulf van Karinthië trekt met een Oost-Frankisch expeditieleger de Alpen over en valt (voor een derde maal) Italië binnen. Hij arriveert in Pavia en verdeelt het noordelijke koninkrijk in twee regio's: de westelijke helft wordt Marche Lombardije en de oostelijke helft Marche Verona.
Spytihněv I, hertog van Bohemen, zweert trouw aan Arnulf van Karinthië en wordt een vazal van het Oost-Frankische Rijk. Door deze alliantie komt Bohemen onder Frankische invloed te staan en breidt het christendom zich verder uit.